De Unie: Ilja Leonard Pfeijffer
Column
In den beginne was, volgens de oude overlevering, het woord. Omdat woorden de wereld scheppen, schrijf ik. En ik begin bij woorden die een begin willen zijn.
Ik woon, zoals sommigen wellicht weten, in Genua en in Italië bestaat, evenals in veel andere landen, de gewoonte om het nieuwe jaar in te luiden met een toespraak van het staatshoofd. Het was bij de afgelopen jaarwisseling de negende keer dat president Sergio Mattarella een nieuwjaargroet bracht aan het Italiaanse volk, maar deze keer was zijn toespraak anders dan gewoonlijk. Met zachtmoedige gestrengheid en met het natuurlijke gezag dat hem eigen is en dat hij ontleent aan het feit dat hij zichtbaar gebukt gaat onder de verantwoordelijkheid die hij nooit voor zichzelf heeft gewenst, sprak hij een redevoering uit die nog steeds nagalmt in de stegen, lanen, valleien en vlakten van het land en die zoals de redevoeringen van Perikles nog lange tijd onderwerp zal zijn van exegese en bewondering.
Zijn toespraak kan niet los worden gezien van de context. Sinds 22 oktober 2022 wordt Italië geregeerd door een rechtse coalitie, waarin twee xenofobe partijen zitting hebben en waarin de grootste partij, die premier Giorgia Meloni afvaardigt, geworteld is in het neofascisme. Nadat Meloni en haar regering zich in eerste instantie tot opluchting van velen verassend gematigd en constructief opstelden, met name in haar relaties met Europa en de bondgenoten van de NAVO, werd het in het afgelopen jaar in toenemende mate duidelijk dat de verkiezingsbeloften niet zijn vergeten en dat de ambitie om een extreemrechtse en illiberale agenda ten uitvoer te brengen niet is verbleekt onder de felle schijnwerpers van de macht. Immigranten worden gecriminaliseerd en gezinnen met twee vaders of twee moeders wordt het leven zuur gemaakt.
Bovendien heeft Meloni, in navolging van haar vriend en voorbeeld Viktor Orbán, de premier van Hongarije, concrete stappen gezet om haar politieke tegenstanders monddood te maken door de pers aan banden te leggen. Kritische journalisten van de Italiaanse staatsomroep RAI zijn ontslagen. Daardoor zijn de kijkcijfers van de RAI drastisch gekelderd, want onder de ontslagen programmamakers bevonden zich een aantal van de populairste televisiepersoonlijkheden. Dit was deel van het vooropgezette plan, want doordat hiermee ook de reclame-inkomsten dramatisch zijn afgenomen, is de RAI thans volledig afhankelijk gemaakt van de gelden die de regering ter beschikking stelt. Er is daarnaast een wetsvoorstel ingediend dat de vrijheid van alle journalisten, inclusief die van de schrijvende pers, wil inperken. Tegelijkertijd stuurt premier Meloni aan op een grondwetsherziening die de macht van de premier wil vergoten ten koste van de positie van het parlement en het staatshoofd.
Dit alles weet ik, omdat ik het mijn plicht acht dit te weten, en dit alles baart mij grote zorgen. Maar waarover ik misschien nog bezorgder ben, is dat ik nu al ruim een jaar woon in een land dat wordt geregeerd door een extreemrechtse regering met een neofascistische premier en dat ik, als ik eerlijk ben, moet toegeven dat ik er nauwelijks iets van merk. De zorgwekkende ontwikkelingen die ik zojuist heb samengevat, zijn geen onderwerp van gesprek in de straten of op de terrassen van Genua. Daar praat men uitsluitend over de beide voetbalclubs en dat gespreksonderwerp is al deprimerend genoeg. Om te weten wat er werkelijk gaande is, moet je echt je best doen. De waarheid moet gedolven worden uit de kolommen van de zeldzame kwaliteitskranten en wat je dan leest, als je die moeite doet, zijn verslagen en analyses van kleine stapjes, die stuk voor stuk weinig verontrustend lijken, en die de rechtstaat maar een heel klein beetje doen afbrokkelen, hetgeen je uitsluitend beseft als je bereid bent er goed over na te denken. Geen van deze maatregelen treft mij persoonlijk. De zon schijnt, de pasta is perfect al dente en het is angstaanjagend eenvoudig om te negeren dat de democratie langzaam maar zeker ontmanteld wordt.
Deze ervaring beangstigt mij, omdat ik mij nu beter kan voorstellen hoe gewone burgers zich hebben gevoeld in Europa in de jaren dertig van de vorige eeuw. Ik was er altijd van uitgegaan dat zij zich bevend schrap zetten tegen de onvermijdbare ramp die in de maak was, maar nu besef ik dat ook toen de zon scheen en dat de carbonara in die dagen misschien nog wel romiger was dan nu. Ik begrijp tot mijn schrik en verontrusting nu hoe eenvoudig het is om in slaap te worden gesust door de traagheid aller dingen en om slaapwandelend naar een dictatuur geleid te worden. Ik besef hoe gemakkelijk het is om je schouders op te halen bij kleine veranderingen die je niet persoonlijk raken, totdat het moment komt wanneer ze je wel raken en wanneer het te laat is om je er nog zorgen over te maken.
In deze context sprak Mattarella. Zijn toespraak was een pleidooi voor betrokkenheid en vrijheid. Diegenen die een publiek ambt bekleden, zo zei hij, op welk niveau dan ook, hebben de plicht om garant te staan voor de vrijheid. De vrijheid dient te worden beschermd, zo zei hij, tegen diegenen die de publieke opinie wederrechtelijk met de instrumenten van algoritmen of politieke macht willen trachten te beïnvloeden. “De waarden van onze Grondwet vormen de basis van onze samenleving,” zei Mattarella. “De kracht van de Republiek is gelegen in eenheid, die niet het resultaat is van macht die zich laat gelden, maar die een mentaliteit is, die is gebaseerd op de gedeelde waarden van solidariteit, vrijheid, gelijkheid, rechtvaardigheid en vrede. Op deze manier definiëren de waarden van onze Grondwet onze maatschappij.” Zijn redevoering mondde uit in een vurig pleidooi tegen de onverschilligheid, dat hij kracht bijzette met exempla van maatschappelijke betrokkenheid.
Het staatshoofd had de moed opgebracht om stelling te nemen tegen de onconstitutionele en ondemocratische tendensen van zijn democratisch gekozen regering. Hij had zich laten leiden door de diepgevoelde noodzaak om zijn landgenoten wakker te schudden uit hun lethargie van onverschilligheid en voetbalnieuwtjes en om betrokkenheid van hen te eisen. Het was alsof hij mij persoonlijk aansprak met zijn pleidooi tegen de berusting en onverschilligheid en alsof hij mij op hart drukte mijn best te blijven doen om te weten wat er gebeurt en om mijn zorgen daarover niet te laten wegsmelten onder de zon van mijn dolce vita italiana.
Italië is niet het enige land in Europa dat ten prooi is gevallen aan democratisch gelegitimeerde onverschilligheid jegens de democratie en de rechtsstaat. Ik was enkele maanden geleden in Budapest en de gesprekken die ik daar met Hongaren had, waren doordrenkt van wanhoop vanwege het feit dat niemand zich een realistisch scenario kon voorstellen waarin de alleenheerschappij van Orbán beëindigd zou worden. Onlangs heeft Orbán zijn zielsverwant Robert Fico aan de macht geholpen in Slowakije. In Finland en Zweden regeren rechtspopulisten. In Polen lijkt het tij gekeerd, hoewel de macht van president Andrzej Duda nog niet gebroken is. In mijn eigen Nederland won de PVV van Geert Wilders in november met overmacht de verkiezingen. De onderhandelingen voor de formatie van een extreemrechtse Nederlandse regering worden binnenkort hervat.
Met zijn indringende nieuwjaarswens luidde de president van Italië een jaar in dat cruciaal zal zijn voor de toekomst van Europa en van de Westerse wereld. In landen waarin bij elkaar opgeteld meer dan de helft van de wereldbevolking woont, worden in 2024 verkiezingen gehouden. Er zullen dit jaar verkiezingen zijn voor het Europese parlement, alsmede verkiezingen op alle niveaus in België, nationale verkiezingen in Oostenrijk, Kroatië, Litouwen, Portugal en Roemenië, en presidentsverkiezingen in Finland en IJsland, om ons tot Europa te beperken, waarna ons in november het circus wacht van de mogelijke herverkiezing van Donald Trump als president van de Verenigde Staten. Vrijwel overal vertonen de kiezers een voorkeur voor populisten die de democratische rechtsstaat eerder als een hindernis dan als een te koesteren verworvenheid beschouwen. Het is niet ondenkbaar dat Europa en het democratische Westen onherkenbaar zullen zijn veranderd wanneer wij opnieuw Oud en Nieuw mogen vieren.
Er bestaat een Chinese vloek. Wie iemand iets vreselijks wil toewensen, wenst hem toe dat hij moge leven in interessante tijden. Het spijt mij oprecht dat de conclusie niet te vermijden is dat 2024 een interessant jaar belooft te worden.
Mijn voornemen voor dit nieuwe jaar is de aansporing van de president van Italië ter harte te nemen en mijzelf te dwingen tot betrokkenheid bij deze potentieel ingrijpende veranderingen. Ik zal de ervaringen in mijn beide vaderlanden, Nederland en Italië, proberen productief te maken voor de duiding van de ontwikkelingen die aanstaande zijn en ik zal mijn bevindingen, angsten en twijfels op deze plek delen met lezers die het net als ik liever zouden negeren dat zij getuigen zijn van de geschiedenis. Ik zal mij aan deze exercitie wagen vanuit de diepe overtuiging dat woorden ertoe doen. Als het mijn lezers en mij gezamenlijk zou lukken om via woorden een begin van besef te kunnen kweken en daarmee een einde te maken aan de onverschilligheid, is er al veel gewonnen. Het zou het begin van iets kunnen zijn. Of het zou misschien kunnen verhinderen dat dit jaar het begin brengt van een angstaanjagende winter die wij slechts kennen uit de oude overlevering.
Ilja Leonard Pfeijffer